Mensen die werkend de pensioenleeftijd niet halen komen door de almaar doorstijgende AOW-leeftijd in de financiële problemen.

De AOW-leeftijd stijgt naar verwachting in 2018 door naar 68 jaar. De stijging van de leeftijd waarop werknemers met pensioen gaat stijgt wel, maar houdt geen gelijke pas met de toegenomen AOW-leeftijd. Het gevolg is dat werknemers gebruik maken van vroegpensioenregelingen die het ouderdomspensioen uithollen. Volgens Jaap Harmsen, directeur van adviesbureau Pensioen Perspectief moet de politiek meer oog hebben voor deze scheefgroei. ”Elk jaar dat een werknemer eerder met pensioen gaat dan de officiële pensioenleeftijd kost hem dat 7 procent. Wie volgend jaar op zijn 64ste stopt levert dus zomaar 30 procent ouderdomspensioen in”.
Harmsen roept de bedrijven op om snel werk te maken met de flexibiliteit in pensioenregelingen. Er moet van hem meer aandacht komen voor deeltijdpensioen, de mogelijkheid om partnerpensioen om te ruilen voor een hoger ouderdomspensioen. Een ander mogelijkheid is de hoog-laagregeling waarbij het pensioen in de eerste jaren wat hoger is dan op latere leeftijd.
Pensioenfondsen bieden al de mogelijkheid van vroeg- en deeltijdpensioen. Bij metaalfonds PMT is al een op de vier pensioenen een deeltijdpensioen. Vroeg pensioen neemt daar juist in belangstelling af vanwege de kleine pensioenen. Ook bij het ABP daalt het aantal personen die gebruik maken van de vroegpensioenregeling, toch maakte nog 45 procent van de werknemers gebruik van de vroegpensioenmogelijkheid. Bij het pensioenfonds voor de zorg en welzijn PFZW maakt 15 procent gebruik van de vroegpensioenregeling, maar daar is juist het hoog-laagpensioen populair: een op de drie maakt er gebruik van.

Nico van Scheijndel

31 mei 2017