De rechter laat het fictief rendement van 4 procent op spaargeld in tact, we blijven dus meer belasting betalen dan we aan rente op het spaargeld krijgen.

In de rechtszaak die de Bond van Belastingbetalers tegen de staat heeft aangespannen krijgen ze geen gelijk. De zaak diende bij de Belastingkamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak ging erover of het te behalen rendement op spaargeld in 2013 en 2014 lager is geweest dan het fictief rendement van 4 procent. Deze 4 procent staat in de wet en over deze 4 procent is vervolgens 30 procent belasting verschuldigd.
De Bond van Belastingbetalers vindt dat, doordat er geen 4 procent rendement haalbaar is de wettelijke norm in strijd is met het eigendomsrecht. Dit recht wordt beschermd in artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EP EVRM). Volgens de rechter is echter niet komen vast te staan, dat er geen rendement van 4 procent op spaargeld kan worden gemaakt. De wet blijft dus onveranderd. Eerder oordeelde De Hoge Raad al dat de rendementsheffing voor de jaren 2010 en 2011 niet in strijd is met artikel 1.
Voor dit jaar is er wel een kleine verbetering in de belastingheffing voor kleine spaarders. Bij een spaargeld tot € 100.000 is er een netto belastingheffing van 0,87 procent over de eerste € 75.000. De eerste € 25.000 per persoon is heffingsvrij. Tussen € 100.000 en een miljoen is de heffing vervolgens netto 1,4 procent en daarboven netto 1,65 procent.

Nico van Scheijndel

12 januari 2017