De Centrale Raad van Beroep heeft vandaag geoordeeld dat het verhogen van de AOW-leeftijd geen onredelijk nadeel voor de betrokkenen oplevert.

In een aantal zaken die door een groep mensen die met vroegpensioen waren gegaan was aangespannen, heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat verhoging van de AOW-leeftijd en het daardoor ontstane AOW-gat gerechtvaardigd is. Dit AOW-gat ontstaat omdat het vroegpensioen of verzekering eindigt met 65 jaar, terwijl de eerste AOW later ontvangen wordt. De voordelen voor de samenleving staan volgens de Raad in een redelijke verhouding tot het nadeel van de burger. De Centrale Raad oordeelt dat opgebouwde AOW-rechten moeten worden aangemerkt als eigendom dat door het Europese recht wordt beschermd. De verhoging van de AOW-leeftijd betekent een beperking van een ongestoord genot van dit eigendom. Daarvoor is echter volgens de Centrale Raad een rechtvaardiging aanwezig. Door de maatregel worden de overheidsuitgaven beperkt en het draagvlak voor de AOW veiliggesteld.
De Centrale Raad wijst er op dat voor burgers met een klein inkomen en weinig spaargeld een overbruggingsmaatregel bestaat. De maand AOW (het AOW-gat) die de groep die de zaak hebben aangespannen zelf moesten overbruggen, levert volgens de Centrale Raad geen onevenredig nadeel op.
Tot slot is de Centrale Raad van oordeel dat de verhoging van de AOW-leeftijd geen ongeoorloofd onderscheid, bijvoorbeeld naar leeftijd, inhoudt. De keuze voor een leeftijdsgrens met ingang van wanneer nieuwe wetgeving op iemand van toepassing is, heeft altijd een enigszins willekeurig karakter. Gezien de ruime beleidsvrijheid die de wetgever heeft bij maatregelen op sociaal en economisch gebied en gezien de rechtvaardiging voor de verhoging van de AOW-leeftijd, zijn de gekozen leeftijdsgrenzen niet onredelijk.

Nico van Scheijndel

18 juli 2016