De in 2012 verhoogde AOW-leeftijd frustreert veel 60-plussers. “In het zicht van de haven moest het roer om”.
Het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (NIDI) heeft bij 6800 werknemers van 60 jaar en ouder onderzocht hoe ze met de verhoogde AOW-leeftijd omgaan. Uit het onderzoek blijkt dat veel zestigers maar met moeite hun pensioen halen. Zeven op de tien oudere werknemers blijkt tenminste een langdurige ziekte, aandoening of handicap te hebben. Hoerdoor wordt 40 procent belemmerd in zijn of haar werk. De meeste lager opgeleiden ervaren hun werk als lichamelijk zwaar, terwijl de meeste middelbaar- en hoger opgeleiden het als stressvol ervaren.
Veel mensen zijn boos over het verhogen van de AOW-leeftijd. Die boosheid uit zich door zo min mogelijk uren te werken, geen cursussen meer te willen volgen en niet meer te willen investeren in de sociale relaties op het werk. “Voor veel ouderen moest in het zicht van de haven het roer om”, schrijven de onderzoekers. In het rapport is onderzocht hoe mensen omgaan met de veranderingen.
De deelnemers aan het onderzoek die werkzaam zijn in de sectoren overheid, zorg, onderwijs en de bouw stoppen het liefst met werken als ze 63,4 jaar zijn. Vaak kan dat ook, maar is het wel kostbaar. Voor ieder jaar dat ze eerder dan de AOW-leeftijd stoppen leveren ze volgens de nieuwe regels levenslang 8 procent van hun bedrijfspensioen in.
Nico van Scheijndel
24 februari 2016
